- school
- {{school}}{{/term}}1 [algemeen]école 〈v.〉2 [lestijd] classe 〈v.〉3 [menigte dieren] banc 〈m.〉♦voorbeelden:1 een bijzondere school • une école libreeen christelijke school • une école protestantegemengde school • 〈jongens en meisjes〉 école mixte; 〈verschillende gezindten〉 école pluralisteje bent daar op een goede school geweest • tu y as été à bonne école〈kinderen〉 de grote school • la grande écolede Haagse school • l'école de La Hayehij, zij is op een katholieke school geweest • il, elle a été élevé(e) chez les frères, les soeurslagere school • école primaire〈economie〉 de liberale school • l'école libéralemiddelbare school • école d'enseignement secondaireeen openbare school • une école publiquede technische school • le collège techniqueschool blijven • être en retenueschool maken • faire école(de) school verzuimen • manquer l'écoleschool met de bijbel • école protestante orthodoxede kinderen zijn naar school • les enfants sont à l'écoleeen kind op school doen • mettre un enfant à l'écoleuit school komen • revenir de l'école2 de school gaat aan • la classe commenceer is vandaag geen school • il n'y a pas classe aujourd'huina (de) school • après la classe3 een school haringen • un banc de harengs¶ uit de school klappen • parler
Deens-Russisch woordenboek. 2015.